kloosterhein stufkensklooster in frankrijk

 

boek eten met geweten

‘Eten met geweten’ door Hein Stufkens (tekst) en Arjan Houwaart (vegetarische recepten)

Uitgegeven bij Berne Media te Heeswijk-Dinther
Prijs: € 22,50
ISBN: 978-90-8972-331-4

 

 la cordelle op twitter bezoek de facebookpagina van La Cordelle

Presentatie van het boek ‘Eten met Geweten’

Toespraak van Hein

Voorhout, 24 februari 2019

Als je vroeger in een restaurant vertelde dat je vegetariër was, dan kreeg je deze blijde reactie van de ober: ‘Geen probleem, we vragen de kok om een omelet voor u te bakken.’
Veel andere ideeën hadden ze in de keuken niet.

Hoe anders was dat in het restaurant Zegers van Arjan en Els te NWH.
Brigitte en ik waren qua eten echt buitenbeentjes in een vleesetende familie.
En bij familiedinertjes moesten wij dan met enige schroom melden dat we vegetarisch wilden eten. 
Maar toen al, in de jaren tachtig en negentig, toverde topkok Arjan dan de meest spectaculaire gerechten voor ons op tafel.
Hij was daarmee zijn tijd ver vooruit.
Met nog wat hulp van zijn veganistische dochter Roos (begaafd illustrator, zoals jullie in dit boek zullen zien) hebben we deze topkok dus intussen zover gekregen dat hij de auteur is van een vegetarisch kookboek!
Daarmee is Arjan trendy als altijd, want vegetarisch eten is enorm in opkomst.

In Europa wordt het gemiddelde aantal vegetariërs nu op 5 procent geschat.
In Nederland zou het gaan om zo’n 800.000 vegetariërs, wat in de buurt ligt van het Europese gemiddelde.
Als die 800.000 allemaal ons boek kopen nemen we straks de vegetarische slager over, die onlangs door Unox is ingelijfd.

Het vegetarisme groeit sterk, vooral onder jonge mensen.
In de Verenigde Staten, het land van de Hamburgers en de steaks, eet maar liefst 20 procent van de studenten vegetarisch!

Vegetariërs roepen de hele geschiedenis door al weerstand op en ze zijn een dankbaar voorwerp van humor en spot.
Grappen over vegetariërs zijn populair, zeker bij vleeseters. Neem nou bij voorbeeld deze flauwe grap: Wat eet een vegetarische kannibaal? Het antwoord is: groenteboeren.
Reeds Pythagoras moest het ontgelden met zijn afkeer van tuinbonen. Die zouden teveel op geslachtsdelen lijken en lustopwekkend zijn. Ik ben persoonlijk dol op tuinbonen.
Bekend voorbeeld in Nederland is het ‘spotlied op vegetariërs’ dat de vooroorlogse cabaretier Koos Speenhoff zong.
Het eerste couplet luidt zo:

‘Vegetariërs zijn mensen, die de mensen anders wensen.
Daarom eten zij slechts planten, net als grote olifanten.
Ze zijn bang voor dooie koeien, want die kunnen niet meer loeien.
Beesten doden om te eten, noemen ze van God vergeten.
’t Is zo best en ’t is zo fijn, vegetariër te zijn.’

‘Vegetariërs zijn mensen, die de mensen anders wensen.

Niets is zo irritant als mensen die hun overtuiging aan anderen willen opdringen. En dat is dan ook zeker niet de bedoeling van dit boek.
Ik moet toegeven dat ik in mijn jonge jaren nog wél dat missionair élan had.
Zo zag ik ooit een tafelgenote leverpastei op haar brood smeren, en ze deed dat met een mes waarvan het handvat met dierenhuid was bekleed.
Als toen nog fanatiek vegetariër, merkte ik op: ‘Je smeert dat beest met z’n eigen poot op je brood.’ Zij kon geen hap meer door haar keel krijgen en het is nooit meer goed gekomen tussen ons...

Tegenwoordig kan ik gelukkig vreedzaam toekijken als tafelgenoten dampende lamsruggetjes of malse hertenbiefstuk uit de Oostvaardersplassen op hun bord hebben liggen.
En dan denk ik aan die wijsheid van Rudolf Steiner die ooit zei:

‘Zolang de mens nog begeerte naar vlees heeft, is vegetarisme voor hem van geen nut.
Er moet eerst een innerlijke afkeer van vlees eten zijn ontstaan.
Als men zich de begeerte naar vlees niet afwennen kan, dan is het misschien beter om weer te beginnen met vlees. Want zichzelf voortdurend daarmee kwellen is volstrekt niet de juiste weg.’

Eenmaal op het vegetarische pad, bevind je je in een bont en oud gezelschap.
Zo kennen we allemaal wel de stelling van de Griekse filosoof Pythagoras (6e eeuw voor Christus) over a kwadraat en b kwadraat.
Maar een minder bekende stelling van diezelfde Pythagoras luidt als volgt: ‘Zolang mensen dieren doden zullen ze elkaar doden. Wie het zaad van moord en pijn zaait, kan geen vreugde en liefde oogsten.’
De echo van die uitspraak vinden we in de 19e eeuw terug bij de Russische graaf Tolstoj, die zei:’ Zolang er slachthuizen zijn zullen er slagvelden zijn.’

Pythagoras is in de westerse wereld echt het archetype van de vegetariër.
Tot in de 19e eeuw werden vegetariërs vaak ‘Pythagoreeërs’ genoemd. Pythagoras geloofde, net zoals de hindoes al duizenden jaren doen, in zielsverhuizing of wedergeboorte.
Als je denkt dat je het risico loopt dat je bij het eten van een gebraden kip een je overleden grootmoeder zit op te eten, dan is de keuze voor vegetarisch natuurlijk snel gemaakt.
Het argument van die zielsverhuizing is, in het voetspoor van Pythagoras, door filosofen in de Oudheid lang in zwang gebleven…
Latere filosofen en theologen vroegen zich af of dieren überhaupt wel een ziel hebben. Zo niet, dan kan die ook niet verhuizen natuurlijk. Maar datzelfde vroegen ze zich af van vrouwen, en die discussie is intussen in het voordeel van de vrouwen beslecht.

Bij de hindoes in India is het geloof in zielsverhuizing tot nu toe populair gebleven.
Maar Mahatma Gandhi (1869–1948) had  als hindoe zijn geloof niet perse nodig om vegetariër te worden. In zijn puberteit liet hij zich eens overhalen om geitenvlees te eten. Dat leverde hem nog lang nachtmerries op. Want, zei hij:
‘Ik bleef die geit maar horen mekkeren in mijn maag’.

Maar er zijn sterkere beweegredenen voor vegetarisch eten dan het geloof dat dierbare overledenen als dier kunnen terugkeren op aarde.
Steeds meer mensen vinden vlees en vis eten eigenlijk zó ouderwets dat je het met goed fatsoen vandaag niet meer, of hooguit bij uitzondering, kan doen.
En steeds meer mensen hebben inmiddels ontdekt dat er smakelijke en gezonde alternatieven zijn voor de aardappelen-groente-en vlees formule waarmee ze zijn opgegroeid.
En de argumenten vóór een nieuwe eetstijl stapelen zich op.
Intussen is het glashelder dat de voedselvoorziening voor de groeiende wereldbevolking alleen op niveau kan blijven als we ophouden zoveel vruchtbaar land te gebruiken om rundvlees te kweken, of voor het verbouwen van veevoer.
En dat het klimaat enorm op zou knappen als de bio-industrie verboden zou worden en de hoeveelheid uitlaatgassen van koeien zou worden gedecimeerd.
En dat het hoog tijd wordt dat we afleren wat we onszelf in zoveel millennia evolutie hebben aangeleerd, en terugkeren tot waar we oorspronkelijk voor gebouwd zijn. 

Wat dat is, dat kunnen we leren van onze naaste verwanten, de primaten.
Ooit een orang oetan een koe zien opeten? Of een bonobo zien barbecueën
De vergelijking tussen ons menu en dat van de mensapen gaat natuurlijk deels mank. Ja, Lucy, de driemiljoen jaar oude eerste mensachtige, die was nog tevreden met rauwkost en fruit.
Maar sinds onze verre voorouder, de homo erectus, het vuur uitvond kunnen wij koken en bakken. En barbecueën. De Neanderthalers waren er dol op. En veel hedendaagse mannen nog steeds.
Ons darmstelsel paste zich aan het vleesmenu aan. Zo werden wij als homo sapiens omniforen, alles-eters, en onze naaste verwanten in de dierenwereld niet.
Zij bleven voornamelijk op blad kauwen en vruchten verorberen

Er zijn veel verschillende motieven om vegetariër te worden. Je kan het doen uit ethische, economische, ecologische of religieuze motieven.
Je kunt het ook doen omdat je gezonder wil eten, om geld te besparen, uit hygiënische overwegingen, of gewoon omdat je te gevoelig bent om de aanblik van een dood dier op je bord te verdragen.

Maar zelfs als je je ten volle bewust bent van de noodzaak van een vegetarische revolutie, kun je nog het probleem hebben dat je enorm houdt van het opeten van dode dieren.
Dit boek is niet bedoeld om je daar schuldgevoelens over te bezorgen. Uiteindelijk gaat het er natuurlijk alleen maar om dat we barmhartig omgaan met onze medeschepselen. Het zou al een hele stap voorwaarts zijn als de dieren die op onze tafels komen met respect behandeld zijn.

Voel je dus niet schuldig als je (nog) een vis- en/of vleeseter bent, zeker niet als je daarbij selectief bent wat betreft de omstandigheden waaronder de dieren hebben geleefd en zijn gedood.

Maar dit boek is natuurlijk wél bedoeld om je te verleiden om ook eens een culinaire wandeling te maken buiten de jou vertrouwde paden.
Daar tref je makkelijk te bereiden en overheerlijke gerechten aan, die qua smaak en gezonde voedingswaarde prima kunnen concurreren met de niet-vegetarische keuken. Dan voeg je je in het snel groeiend gezelschap van mensen die afwisselend vegetarisch of niet vegetarisch eten, de zogenaamde flexetariërs.
En mocht de vegetarische keuken je zo goed bevallen dat je een honderd procent vegetariër wordt, hoed je dan voor bekeringsdrift en bederf de maaltijd voor de anderen niet als die naast je aan tafel zitten met varkensoren, kikkerbillen of ossenstaarten.
Een culinair recensent schreef onlangs:  ‘Het is geen sinecure om goed, verantwoord en lekker voor vegetariërs, veganisten en flexitariërs te koken zonder steeds terug te vallen op portobello met blauwe kaas of aubergines uit de oven.’
Dit boek laat zien dat het gemakkelijk kan: goed, verantwoord en lekker vegetarisch koken. De cursisten van La Cordelle weten dat overigens al jaren, want in La Cordelle is nog nooit een dood dier op een bord aangetroffen.
We wensen je veel kook- en eetplezier: vers vegetarisch, in alle vier de seizoenen!

Hein Stufkens

 

>